Stage Filipijnen part 5
29-10: Dinapigue
Het was eindelijk weer zo ver. Na veel te lang weer in Cabagan gezeten te hebben, was het tijd voor de volgende field trip. Om 6 uur stond Arnold al voor de deur die mij, Mark en Bernard ging brengen naar Dinapigue met de auto. Het zou zo ongeveer een tocht van 12 uur gaan worden, dus bereid je maar voor. Eerst moest Bernard opgehaald worden bij zijn huis wat zo een kwartiertje rijden is. Uiteraard was meneer niet voorbereid op de komst van Arnold, hij dacht dat hij een uur later zou komen. Snel pakte hij zijn spullen en wou daarna ook nog eens koffie gaan drinken. Ik zei nee let's go, maar Arnold had alweer een zak verse broodjes zien liggen die hij in zijn eentje zowat heeft opgegeten. Nou, eindelijk gingen we dus echt rijden. In Ilagan zijn we gestopt om te ontbijten en boodschappen te doen op de markt. Het was zondag dus het was natuurlijk superdruk met mensen daar. Een paar uur later in Santiago werd het alleen nog maar drukker en drukker. Dit keer met mensen die naar de kerk gingen en zo ongeveer de hele weg ophielden. Maarja er is maar 1 geasfalteerde weg buiten Manila op dit hele eiland, dus we moesten het er mee doen. Na Santiago gingen we de bergen in. Bij het tanken kwamen we erachter dat er wat olie of zoiets uit het wiel kwam, niet best. Arnold had de auto net laten maken en hij was nu alweer kapot. We gingen er maar gewoon mee verder want we waren al bijna halverwege onze trip. In de bergen had je mooi uitzicht op de dalen, maar het echte mooie moest nog komen natuurlijk. Waar de bergen eindigden begon zo ongeveer meteen de kust. Dinadiawan heette deze plek, waar we even snel geluncht hadden voordat we verder gingen. We reden eerst een heel stuk naar beneden waardoor je prachtig de kust kon zien liggen. Vervolgens gingen we een beetje landinwaarts en door een paar dorpjes heen, waar ze weer niets anders was dan rijstvelden. Uiteindelijk, vlak voor we bij Dinapigue waren, reden we echt een heel lang stuk recht langs de kust. Dit was niet zomaar een kuststrook maar eentje met wit zand en een strakblauwe zee. Hier moest dus even een plaspauze gehouden worden om te genieten van het uitzicht. Voor de rest had de weg niet zo veel bijzonders meer te bieden, en de laatste kilometers waren over een modderig slingerweggetje door de bergen. Toen we bij de DENR-office aankwamen was het al bijna donker. Mario (die mee was naar Subic, die daar werkt) zat ons al op te wachten met een fles Emperador light en wat pulutan, onder andere wild zwijn. Hier wordt geen gin gedronken zei Mario, maar alleen Emperador. Dat smaakt gelukkig nog ergens naar en is ook minder sterk, dus dat was wel prima. De rest van de avond hebben we een beetje lopen drinken met zijn allen, en alle Filipinos gingen chinees pokeren voor een paar peso's. Bernard daagde mij uit voor een pushup contest, waar ik geen nee tegen kon zeggen. Het ging namelijk om een fles Emperador. We gingen gelijk op, tot ik bij de 30 even 0,5 seconden stil bleef boven en toen had ik zogenaamd verloren. Maar goed, ik ging veel sneller, dieper naar beneden en houding was goed, in tegenstelling tot Bernard. Mark had alles gefilmd en dus kon je mooi zien hoe er vals gespeeld werd. Half tot de grond, armen te ver uit elkaar, handen niet recht, niets klopte. Maar alsnog had ik verloren vonden ze, dus de volgende fles was voor mij om te kopen.
30-10 interviews
Vandaag moest alles geregeld worden voor onze transport naar de roost site. We zouden met een truck gaan door de mining site. Omdat we over terrein van de mining gaan, was daar eerst een permit voor nodig van dit bedrijf. Dat kon natuurlijk wel even gaan duren, we kennen de Filipijnen inmiddels wel. Bernard was ook zo slim geweest om van tevoren niets door te communiceren en dus moesten we wachten. Maar goed, dat gaf ons mooi de tijd om wat interviews te gaan doen. De eerste twee hadden we gedaan bij een familie thuis, waarvan ik de vader en de dochter had geïnterviewd. Prima interview, ze vonden dat jagen streng verboden moest worden omdat het zwaar illegaal was en ze wouden er ook niets mee te maken hebben. Mooi dacht ik, tot ik een shot moest nemen van ze en vervolgens een dekseltje van een pannetje optilde. 3 maal raden wat daar in zat.. precies, Flying Fox. Dit vond ik wel echt heel raar, dat ze een beetje politiek correcte antwoorden zitten te geven maar vervolgens wel FF eten. Snel vergeten en op naar de volgende. Zo hebben we in totaal denk ik wel 10 interviews gedaan in de hele dag dus dat was succesvol. Van de mining company was nog geen antwoord en we moesten dus nog een dag wachten. Gelukkig zat Mario alweer op ons te wachten met Emperador, en had Peter (de kok daar) alweer wat heerlijks voorbereid voor ons. Naast Mario en Peter woont er nog iemand in het DENR huis, uncle Eddie. Uncle Eddie is niet helemaal 100 meer en is daarom alleen nog maar goed voor de afwas en Emperador halen. Als je niet opschrijft wat hij moet halen komt hij met iets compleets anders terug. Zo hebben wij onze avond wel vol weten te maken, en hopen we dat er morgen antwoord komt van de mining zodat we konden gaan.
31-10: nog meer interviews
Na het ontbijt stond er alweer een nieuwe fles Emperador op tafel. Ik vroeg aan Mario of dit serieus was, en om dit te bevestigen nam hij een shot. Daar zaten we dan, om kwart over 9 's ochtends aan de Emperador. Gelukkig moesten we interviews gaan doen, en dat deden we in een barangay die lag naast de weg naar huis. Hier hebben we een paar mensen geïnterviewd en vervolgens gingen we naar het agta dorp voor nog een paar. Heel dicht bij de agta's ligt de dibulo falls. Een waterval van zo ongeveer 100 meter hoog. Het was natuurlijk zonde om die links te laten liggen als je er toch bent. Na de lunch, en eenmaal weer terug bij DENR, had Bernard alle guides voor de komende twee weken geregeld. Helaas zat er nog geen schot in de zaak met de mining company. We besloten om maar even langs te gaan bij ze, en 5 minuten later hadden we de permit. Waarom duurt het dan zo lang? Vroeg ik me af. Dagelijks stel ik mezelf dit soort vragen over van alles in dit land. Helaas ben ik bang dat deze nooit beantwoord zullen worden, met name door de achterliggende cultuur hier. Maar goed, alles was geregeld dus we konden er morgen op uit. Nog 1 avond genieten van Emperador, want Bernard was mee. Een van De regels van Mabuwaya is; no drinking in the field. Normaalgesproken houden wij ons daar niet echt aan, maar letten we wel op hoeveel. Maar omdat Bernard, Mabuwaya staff, nu mee is, komt daar helemaal niets van in.
01-11: Kamp 1
Sinds gisteravond stond er al een rode truck voor de deur die ons allemaal naar onze bestemming ging brengen. Na ons ontbijt, waren alle gidsen en dragers inmiddels al aangekomen bij de DENR-office. Truck inladen en we konden gaan, op naar de mining site waar we ons eerste kamp gingen maken. Na ongeveer een half uurtje door de modder en rivieren gingen we de heuvel op waar we bij onze eerste check up kwamen. Omdat het grondgebied hier van de mining company is, gaat alles hier wat officiëler dan gewoonlijk. We moesten allemaal het voertuig uit, en een mannetje ging even controle doen. Gelukkig, we mochten weer verder op naar de volgende controle. Deze was halverwege de berg en moesten er weer uit voor precies hetzelfde. De laatste stop die we hadden was bij het leger. Zo een 20 minuten voor onze eindlocatie zit een legerbasis die een oogje in het zeil houden in dit gebied. Ook van hun mochten we door en konden we dus op naar de plek waar we kamp gingen maken. Ergens op een heuveltje stond een klein huisje wat wij konden gebruiken. Het was niet bepaald waterdicht dus we moesten gebruik maken van al het zeil dat we mee hadden omdat het al twee dagen stortregent in Dinapigue. Naast het huisje liep een rivier/stroom die wij over moeten steken om naar de roost site te komen, maar die was onmogelijk om over te steken door de regen. Rond het middaguur waren we klaar met het kamp opzetten en konden we eten. Belangrijk voor ons was om tijdens zonsondergang te kijken waar de Flying Fox ongeveer zitten, zodat wij daar zo snel mogelijk heen konden voor ons onderzoek. Helaas, het was te donker om überhaupt ook maar één FF te zien. Morgen moesten we het nog een keer proberen. Wel zonde van de tijd, een hele dag vol maken met wachten om vervolgens te hopen dat je de FF kunt zien. Helaas is dat onze enige optie om ze te vinden.
02-11: Bernard helpen
Om 5 uur ’s ochtends besloot Bernard dat het tijd was om wat muziek aan te zetten op zijn telefoon waardoor zo ongeveer iedereen in het kamp wakker werd. Ik weet niet waarom Filipijnen dit altijd doen, maar in Nederland zou dit best disrespectvol zijn tegenover andere mensen. We hadden hierdoor gelukkig wel de hele dag de tijd om te werken. Bernard was hier namelijk voor een reden; hij moest wat buizen in de grond plaatsen. Deze buizen waren gevuld met beton en gingen de basis vormen van de borden die ze later in 2018 gaan plaatsen. De borden gaan de grens van de Northern Sierra Madre National Park aangeven om te voorkomen dat mensen het park betreden, of ten minste nadenken voordat ze verboden dingen gaan doen in beschermd gebied. Vandaag gingen we de eerste twee in de grond plaatsen op een paar plekken redelijk dicht bij het kamp. We liepen de heuvel op, en bovenop had je een mooi uitzicht over een deel van het mijngebied. Ik zeg wel mooi, maar eigenlijk het was alles behalve mooi. Er wordt hier voor nikkel gemijnd, dus er waren grote mijnpits en heuvels van de uitgegraven pits. Al deze heuvels waren zowat ingestort of weggespoeld door de regen waardoor de grond naar plekken toe stroomde waar het niet thuishoort. Bijvoorbeeld het beschermde natuurgebied in, waardoor er veel schade is aan de natuur. Een stukje verder naar beneden was het eerste punt waar de ze buis gingen plaatsen en zo een twee kilometer verder naar beneden, ging ook de tweede de grond in. Op de terugweg wist een van onze guides wel een shortcut naar het kamp toe. Inmiddels wist ik wel wat ze met een shortcut bedoelen. Normaalgesproken is een shortcut een kortere route naar ergens toe. In de Filipijnen heeft dit een iets andere betekenis. Een shortcut hier is een directe route, dus daar gingen we recht door de bosjes. Er was geen pad, we moesten door rivieren heen, heuvel op en af, etc. Het was absoluut niet sneller dan de weg, maarja.. wel een Filipijnse shortcut. Dat vonden onze guides allemaal geweldig. Eenmaal weer terug bij het kamp was het tijd om wat te eten voor de lunch en ons de rest van de middag te vervelen tot we konden kijken waar de FF vandaan kwamen. We gingen dit keer op een wat hoger punt proberen om ze te zien. Dat deden we op het punt waar we in de morgen uitzicht hadden op de mining site, maar helaas ook vandaag geen succes. Van hier zagen we wel iets anders, nog een tragische gebeurtenis in het gebied. Hier in Dinapigue blijkt niemand een moer te geven om de FF en vindt er heel veel hunting plaats. Een heel groot gedeelte van de hunting vindt plaats op het terrein van de mining company zelf. Vanaf het punt waar we stonden konden we in de verte heel veel vallen zien hangen waar ze de FF in vangen. Ze noemen het ‘awa’, en awa zijn twee stokken in een boom gevestigd waar ze een net tussen spannen. De mining company had natuurlijk al gehoord dat wij onderzoekers wat in het gebied zouden komen doen deze dagen, en daardoor waren alle netten uit de bomen gehaald. Dit was waarschijnlijk ook de reden dat het zo lang duurde voordat we onze permit kregen. Na het eten heb ik even overlegd met Bernard over wat zijn plan was de volgende dag en wat ik nou moest gaan doen. Ik had namelijk na twee dagen nog geen enkel idee waar de FF zaten in dit gebied. Bernard ging de volgende dag naar het ‘Bonsai forest’, wat hoger gelegen was dan waar wij nu zaten. Misschien hadden we vanaf daar wat meer mazzel, en konden we de FF zien.
03-11: Kamp 2
Het regende weer pijpenstelen in de ochtend, maar we moesten erop uit om naar onze volgende bestemming te komen. Het was zo ongeveer 6 uurtjes lopen met alle bagage die van kamp naar kamp gesjouwd moest worden. De regen was echt niet normaal, en na 10 minuten was iedereen en al zijn spullen al zeiknat geregend. Ik had gelukkig een poncho mee, die alles zo goed als drooggehouden heeft. Ongeveer halverwege de tocht kwamen we op het punt waar alle awa stond die we de dag ervoor hebben zien staan. Gelukkig waren ze er een paar vergeten weg te halen die wij mooi kapot en onbruikbaar hebben kunnen maken. Verder hebben we ook elke paal die we tegenkwamen neergehaald, helaas met de achterliggende gedachte dat er over een week weer een nieuwe staat. Toch best een rare gedachte dat de mining company dit allemaal toestaat op hun gebied. Volgens Mario zijn de mijnwerkers de mensen die al deze vallen neerzetten omdat ze extra inkomen nodig hebben. De mining company betaalt hun salaris namelijk niet op tijd en moeten ze op een ander manier aan het geld komen. Ze hebben dus geen keus en helaas gaat dit ten koste van de FF in dit gebied. Er worden er tussen de 20 en 100 elke dag gevangen, dus je kan je wel voorstellen wat voor een impact dit heeft op de populatie. Na alle awa kapot gemaakt te hebben waren we al bijna bij onze eindbestemming. Nog eventjes verder door de regen, en wij kwamen als eerste aan. De oudjes (Bernard en wat andere guides) waren niet zo snel, dus wij mochten beginnen met het kamp opzetten. Ik zeg wel wij, maar ik had geen idee wat ik moest doen. De guides haalden hun machetes tevoorschijn en hakte er op los. Voor ik het wist stond het kamp al en ik stond maar een beetje niks te doen, want ja.. ik had geen machete en ervaring met kampen opzetten. De guides hadden en soort van stretch-bedden voor zichzelf gemaakt, Bernard ging in een hangmat en Mario, Mark en ik gingen in de 3 tenten die mee waren. Na wat kaartspelletjes begon het donker te worden, en toen kwam het moment van de waarheid. Een derde dag zonder FF gezien te hebben zou echt hel betekenen voor deze expeditie, maar dat hadden we helaas niet zelf in handen. Het was al bijna compleet donker en we hadden nog niets zien vliegen, tot een van onze guides ineens heel enthousiast werd. Eindelijk, Flying Fox! Het waren er niet heel veel, in 10 minuten tijd hebben wij er ongeveer 200 stuks zien vliegen. We wisten nu wel waar ze vandaan kwamen, dus we konden eindelijk iets gaan doen. Na het eten was het weer tijd voor overleg met Bernard over de plannen van de volgende dagen. Hij moest in dit gebied blijven voor de palen, maar wij moesten echt naar de FF toe, en die zaten heel ergens anders volgens de guides. We besloten om de volgende dag op te gaan splitsen. Zij blijven hier, en wij gaan met drie guides naar Jacawe, waar de FF zaten. Dat was zo een 3 uur lopen volgens de enige agta guide die mee was, dus we pakten eten voor 3 dagen in de roost site in. Daarna was het alweer tijd om te slapen na een lange dag lopen, en de volgende dag beloofde ook weer vol avontuur te gaan zitten.
04-11 Jacawe, kamp 3
Midden in de nacht werd ik op een beetje onplezierige manier wakker, mijn voeten waren namelijk zeiknat. ‘Hoe kan dat nou? Ik lig in een tent’ dacht ik, maar toen ik mijn zaklamp aan deed zag ik een hele plas water liggen bij het voeteneinde. Ik lag al niet fantastisch (op de grond op mijn hangmat en een handdoek), en nu ook dit nog eens. Blijkbaar was mijn zeiltje niet goed gespannen over de tent en door de constante stortregen was het naar binnen gekomen. Het water was al zo ver dat mijn handdoek, deken en hangmat al tot de helft doorweekt waren. Mijn telefoon was ook nog eens leeg, dus ik had geen idee hoe laat het was, en dus hoe veel uur ik nog moest slapen. Verschrikkelijk dus. Gelukkig begon het na een uur wakker gelegen te hebben al een beetje licht te worden en moest ik dus nog even volhouden. Na het ontbijt moesten we de tenten opruimen, natte troep ik plastic gedaan, en op naar de roost site toe, wat 3 uur lopen was… zeiden ze. Na 5 minuten lopen waren we alweer helemaal doorweekt, en na twee uurtjes kwamen we aan bij de plek waar ons eerste kamp was. We hoorden van twee bewakers dat er een orkaan gaande was in een ander gebied, maar dat wij wel de volle regen laag kregen ervan. We liepen verder naar de plek waar we de laatste paal op de eerste dag hadden geplaatst en vanuit daar gingen we verder naar beneden naar de kust toe. De weg werd alsmaar slechter en slechter en op een gegeven moment liepen we weer over rotsen door een riviertje heen. Uiteindelijk kwamen we aan bij de bosgrens, en na het bos was het strand van Dinapigue. Het was eerlijkgezegd niet een strand te noemen, meer een rotspartij. Waar normaalgesproken zand is, waren hier alleen maar mega rotsblokken waar wij onze weg over moesten vinden. Gelukkig regende het niet superhard meer, en was er zelfs een zonnetje, waardoor de rotsen redelijk droog waren en dus goed op te lopen. Na zo een twee uur klauteren over de rotsen was het tijd om te gaan lunchen. Onderweg hadden onze guides in de zee wat zeeslakken, kokkels, krabben en mossels verzameld voor de lunch. Bij het enige stukje waar een beetje zand lag gingen we eten. Er waren al eerder mensen hier geweest, dat was te zien aan de paar lege flessen gin die er lagen en wat restanten van een vuurtje. In de verte zagen we alweer een stormbui aankomen, dus er moest heel snel een zeil over ons heen komen. Gelukkig zijn deze gasten daar goed op getraind en binnen 5 minuten hadden ze alweer een takkenconstructie met een zeil in elkaar geknutseld zodat we droog konden eten. De eerste mossels en zeeslakken lagen al in het vuur. Ik was op zich wel benieuwd hoe het zou smaken, maar toen ik zag hoe die zeeslak eruitzag ging ik bijna over mijn nek. Het was een wit, vies, glibberig ding met aan het einde een groen/blauw stuk slijm. Dat sla ik over. De mossel heb ik overigens wel geprobeerd, maar dat was niet zo veel aan, het was net kauwgom. Ik hield het dus maar bij ingeblikte tonijn, het standaard eten tijdens field trips. Na het eten moesten we de trip weer verder te zetten, want we hoefde nog maar twee uur te lopen. Inmiddels was het al 3 uur ’s middags, dus die 3 uur totaal lopen klopte helemaal geen reet van. Het was weer heerlijk aan het regenen de laatste kilometers, en na twee keer de hoek om gegaan te zijn langs de rotsen waren we er eindelijk. Iedereen was gesloopt, maar er was geen tijd om te rusten. Het begon al te schemeren, dus er moest snel kamp gemaakt worden in de regen. Dat stond na ruim een half uurtje. Mark, de jonge guide, en ik sliepen in onze hangmat (mijne nog zeiknat) tussen twee bomen met een zeiltje erover. De agta en de andere guide sliepen op de grond in een zelfgemaakte tent van stokken en zeil. Eigenlijk zou ons kamp verder moeten zijn, dus dichter bij de roost site. Dit was alleen onmogelijk door de rivier die heel hoog stond door de regen. Oorspronkelijk zouden we nog twee rivieren door moeten om in Jacawe te komen, waarvan de eerste simpel was, en de tweede al wat wilder. De eerste was dus al veel te hoog en waren wij dus hier gestrand met zijn vijven. Het was donker en we probeerde was Flying Fox te zien, maar we hadden geen succes. We waren al een heel stuk dichter bij de berg waar de roost site is, maar alsnog zagen we bijna niets. We zaten aan de kust, en daar vliegen de FF natuurlijk niet heen in de nacht.. want ja, ze eten nou eenmaal fruit en dat ga je niet vinden in de zee. Toch zagen we er twee vliegen, het enige lichtpuntje van deze lange natte en slopende dag.
05-11: Jacawe dag 1
Na een nacht heel onrustig geslapen te hebben door de regen, wind, onweersbui en een natte deken en hangmat, was het tijd voor de volgende dag. Het had echt de hele nacht gestormd waardoor mijn zeil niet meer op zijn originele plek was. Hij was een beetje verschoven en daardoor kwam alle regen er onderdoor en werd ik dus weer nat. Maar ja, wat kan je daar aan doen midden in de nacht in de storm? Behalve je lot accepteren. De bliksem was ook echt 200 meter van ons vandaan ingeslagen en daardoor zat iedereen rechtop in zijn ‘bed’ in het midden van de nacht. De rivier was er overigens niet beter op geworden door de regen, hij was nog wilder dan de dag ervoor. Vandaag naar de roost site toe was dus geen optie, tenzij er een wonder zou gebeuren. Met een wonder bedoel ik zonneschijn, maar we zitten midden in het regenseizoen, dus veel hoop had ik niet. Dat bleek ook maar eens, het heeft echt alweer de hele dag geregend. Ons kamp was ook zo basic dat er ook geen drol te doen was behalve de hele dag in de hangmat te liggen, daar was je ten minste droog. Halverwege de dag stopte het even met regenen en was er zelfs een klein zonnestraaltje voor heel even. Snel heb ik al mijn semi-natte spullen aan de waslijn gehangen, een slecht idee. Uit het niets begon het weer te stormen en was alles wat ik 5 minuten ervoor op had gehangen nu echt doorweekt in plaats van een beetje nat. Krijg maar de kolere dacht ik, en ik liet het lekker hangen. Zo hebben wij ons serieus de hele dag verveeld, en de rivier bleef maar erger en erger worden.
06-11: Terug naar kamp 1
Hoe jammer ik het ook vond, we moesten opgeven. De roost site was echt onmogelijk te bereiken door dit weer, daardoor moesten we terug. We konden het wel proberen, maar de agta zei dat het serieus onveilig was. Na de twee rivieren hier, moesten we ook nog door een paar stroompjes door het bos, die ook wild waren. De roost site is bovendien bedekt met stenen, die spekglad worden door de regen. In ons kamp lagen ook allemaal stenen en die waren net zo glad als ijs. Door mijn eigen stommiteit waren serieus al mijn spullen nat geworden en was mijn tas twee keer zo zwaar geworden. Dit keer moesten we ook nog eens de heuvel op, in plaats van af zoals op de heenweg, dat maakte het nog een stukje erger dan het al was. Het begin was al verschrikkelijk, en na een uurtje lopen over de natte stenen op het strand, brandden mijn schouders al van de zware tassen. Maar er was ‘no time for the weak’ en ik moest door. De grote rotsen die op de heenweg nog droog waren, waren door de regen nu nat en daardoor echt spekglad. Waar we op de heenweg van rots naar rots sprongen en renden, moest je nu super voorzichtig zijn. Als je valt op deze rotsen kan je wel stellen dat je een heel groot probleem hebt. Je zit in de middle of nowhere, dus als je iets breekt of kneust kan je het wel vergeten. Ik nam mijn tijd en deed voorzichtig aan, en had het eerste deel van de test overleeft. Nu moesten we het bos weer door, wat vrij makkelijk ging. Daarna kwam misschien wel het ergste deel van de hele expeditie, de rivier omhoog. Heen was het al geen pretje, over de stenen lopen in de rivier, en nu was het 10 keer zo erg. De guides hadden weer een shortcut in gedachte, en ik ging er maar achteraan. Op een gegeven moment ging ik maar gewoon mijn eigen weg volgen omdat onze groep een beetje uit elkaar was geraakt. De een was snel, de ander traag, en ik zat in het midden. Ik had natuurlijk geen idee waar ik heen ging, maar zolang ik naar boven ga was het goed dacht ik. Daar ging ik dan, met 25 kilo op mijn rug een berg beklimmen. Ik had geen zin om de weg te volgen omdat die te lang duurde, dus ging ik gewoon recht de berg op. Deze was op een gegeven moment zo stijl, glad en met losse steentjes dat ik door mijn vermoeidheid bijna het ravijn in geflikkerd was, maar ik leef nog. Met veel tussenstops, adem en drinkpauzes, kwam ik eindelijk aan bij het punt waar we de paal hadden gezet. Hier wachtte ik op de agta en de andere guide, want Mark en de jonge guide waren al lang bij het eerste kamp. Mark had al zijn tassen en zware spullen aan de twee andere guides gegeven omdat hij geen zin had om te dragen… de vieze rat. Vanaf hier was het alleen nog maar stijl omhooglopen over de redelijk goeie weg voor nog twee uur en dan waren we er eindelijk. Gelukkig herkende ik wat stukken op de weg, en dat geeft altijd een goed gevoel en wat extra energie en motivatie om door de gaan. Helemaal naar de klote kwamen we eindelijk aan bij het eerste kamp waar Bernard inmiddels ook weer was met zijn guides en was het tijd om uit te gaan rusten. De rest van de dag heb ik niets meer gedaan omdat ik zo moe was, en de volgende dag gingen we gelukkig weer terug naar Dinapigue. Bernard was klaar met zijn dingen, en wij konden door het weer helemaal niets doen.
07-11: Terug naar Dinapigue
De afgelopen dagen heb ik veel nagedacht omdat er toch niets te doen was behalve in de hangmat liggen. Soms dacht ik echt bij mijzelf; Wat doe ik hier nog? Waar ben ik mee bezig? Aan de ene kant moet ik mezelf wel gelijk geven, mijn hele project hier loopt in de soep door het weer. Maar aan de andere kant is dit ook een deel van de ervaring en moet ik hopen dat de volgende field trips wel succesvol gaan worden. Het is tenslotte regenseizoen en voordat ik naar de Filipijnen ging was ik al gewaarschuwd dat door de regen sommige dingen niet altijd verlopen zoals gepland. De truck zou ons vandaag weer komen ophalen, maar hij kwam maar niet. Bernard hakte de knoop door, en rond een uurtje of 11 zijn wij maar gaan lopen. Alsof we dat nog niet genoeg gedaan hadden de afgelopen dagen. Bij ons kamp was geen bereik en konden we de truck driver ook niet bellen. Onderweg probeerde Bernard op de plekken waar bereik was de truck driver te bellen, maar hij kreeg hem niet te pakken. We moesten dus helemaal terug naar Dinapigue lopen, waarvan de laatste paar uur in het donker. Na zo een 4 uur lopen werd Bernard gebeld uit het niets. Gelukkig was dit de truck driver die zei dat hij onderweg was. Dat gaf ons allemaal wel een goed gevoel, en iedereen plofte gelijk neer. Ze begonnen met een vuurtje maken om koffie te zetten, en daar zaten we dan… midden op een weg in de bergen aan een bakkie koffie op de truck te wachten. Na twee uur kwam de truck eindelijk aan en konden we op een wat efficiëntere manier dan lopen terug naar Dinapigue. Tegen schemering waren we weer terug bij de DENR waar feest gevierd moest worden omdat we weer terug waren. Mario had bijna een week geen Emperador gehad, en ging bijna van zijn stokje. Eerst moesten de officiële dingen gebeuren, zoals de guides betalen, wat altijd erg lang duurt. Je zou zeggen geef ze geld en klaar, maar zo werkt het niet. Ik kan dat wel doen, maar Bernard en Mark niet. Mijn field trip wordt betaald uit mijn eigen portemonnee, maar die van hun uit die van Mabuwaya. Sinds Mabuwaya een non-profit organisatie is en runt op fondsen en sponsors, moet elke peso die eruit gaat gecheckt en geregistreerd worden. Elke guide moest een apart formulier invullen met naam en handtekening, etc. wat naar de administratie van Mabuwaya gaat. Een guide die ik wel aardig vond heb ik 500 peso extra gegeven, want dat is toch bijna niks voor al het werk wat ze voor ons doen (voornamelijk dragen). We gaven ze maar 300 peso per dag, dus dat kon er wel bij vond ik. Nu was het tijd om Emperador te gaan drinken en te genieten van het feit dat we weer heelhuids terug zijn van de field trip.
08-11: Laatste dagje Dinapigue
Arnold kon ons helaas niet ophalen de volgende dag in Dinapigue, dus moesten wij op een andere manier terug zien te komen in Cabagan. Om de zoveel dagen ging er een bus vanuit Dinapigue naar Santiago toe, wat ongeveer 4 uur van Cabagan lag. Deze bus ging op donderdag, dus we moesten nog een dag vol maken in Dinapigue. Al vroeg sloeg de verveling toe, en was ik om half 9 in de ochtend al aan de beurt om een shot Emperador te nemen. Ondertussen was ik dat al gewend, dus het viel wel mee. Tijdens het drinken kwamen er meer medewerkers van de DENR aan, waaronder de baas, waar we mee hebben gepraat over alle problemen die zich hier op doen in de regio. Zo zijn we een beetje de hele dag doorgekomen met wat drinken, eten en een beetje grapjes maken, wat een dagelijkse bezigheid is voor de mensen hier bij de DENR. Voor de volgende fieldtrip wou ik graag terug naar Baggao gaan omdat ik daar nog helemaal geen data had verzameld. Ik was daar alleen op introductie geweest, en heb daar nog helemaal niets gedaan qua data collectie. Inmiddels zit ik al ongeveer op de helft van mijn stage, dus het tempo moet wel een beetje opgeschroefd worden. Ik heb mijn werk te veel van Mark af laten hangen, zodat wij samen op field trip konden om zo de kosten te splitten. Mark had na deze trip examens op school en zou pas een week later kunnen. Daar had ik geen zin om op te wachten, want mijn vader komt mij bezoeken eind november. Ik had al besloten om dan maar alleen te gaan, alleen was er dan een probleem. Mark was altijd mijn vertaler tijdens field work, en ja… die was er nu niet. Ik had Tess dus een sms gestuurd of zij een nieuwe vertaler voor mij kon regelen, het liefst zo snel mogelijk. Ik had gepland om begin volgende week al naar Baggao te gaan zodat ik daar genoeg tijd heb en op tijd terug ben voor de vakantie van mijn vader. Inmiddels was het al 9 uur ’s avonds en de vermoeidheid sloeg al behoorlijk in omdat we al de hele dag bezig waren met drinken. Dus toen maar even snel de spullen gepakt voor morgen, want de bus zou erg vroeg gaan vertrekken.
09-11: Terug naar Cabagan
De bus zou middernacht om 4 uur vertrekken, maar om 1 uur ’s nachts was ik al klaarwakker en kon daarna niet meer slapen. Ik dacht al bij mijzelf, dat is niet best... een paar uur slaap pakken voor een hele dag oncomfortabel reizen. We hadden de bus de vorige dag al gezien en dat zag er niet lekker uit. Daar zaten we dan, om half 4 ’s nachts al in de bus. De bankjes in de bus waren gemaakt van hardhout en daar zat een ‘zacht’ omhulsel omheen. Wij waren zowat de eerste die in de bus zaten, dus konden een plekje uitzoeken waar ik meer dan 30 centimeter beenruimte had. Langzamerhand stroomde de bus vol met passagiers die ook Dinapigue gingen verlaten. De bus was nog niet helemaal vol, maar een vrouw vond het noodzakelijk om naast mij te komen zitten, daar begon het al. Na zo een 15 minuten rijden kwam mijn buurvrouw erachter dat ze haar telefoon vergeten was in Dinapigue, en of de buschauffeur even om wilde keren. Dat deed hij braaf en na een half uur verloren te hebben konden we weer verder met onze tocht. Nog geen 5 minuten later was mevrouw al in slaap gevallen, natuurlijk tegen mij aan. Door mijn schouder weg te trekken werd ze wakker en bood haar excuses aan om vervolgens direct hetzelfde weer te doen. Toen deed ze er nog een schepje bovenop. Ze hield zich namelijk vast aan het bankje voor ons en vraag me niet hoe, ze wist zittend rechtop te slapen zonder haar hoofd ergens op te leggen. Door deze interessante slaappositie zweefde ze heen en weer door de bus en stootte haar hoofd telkens tegen mij aan. Het zag er echt net uit als een zombie in de bus, en Mark die achter mij zat vond het uiteraard heel grappig… want hij zat lekker alleen. Zo heb ik de eerste paar uur kokend van binnenuit doorgebracht in de bus. Toen het licht werd deed ook zij haar ogen weer open, compleet onbewust van hoe erg zij mij gestoord heeft de afgelopen uren. Ze begon vrolijk tegen mij te praten en te vertellen over haar telefoonzaken, maar dat boeide me echt helemaal niets. Ik knikte maar een beetje ja, en gelukkig stapte ze een uur later uit de bus. Eindelijk had ik mijn bankje weer voor mezelf. We waren nu ongeveer op de plek waar we geluncht hadden op de heenweg. Met andere woorden, we waren er nog lang niet. We moesten de bergen eerst nog doorrijden en vanaf daar nog een lang stuk over de weg voordat we in Santiago aankwamen. Toen we aan het afdalen waren in de bergen stopte ineens de motor van de bus ermee. Na wat sleutelen en kijken kwam de chauffeur tot de conclusie dat er water in de dieseltank zat. De bus startte nog wel, maar viel uit na een tijdje gasgeven. Na een uur lang aan en uit en gasgeven te hebben was het water verdwenen en konden wij weer verder op naar Santiago. We waren weer in de bewoonde wereld, waar internet was, dus kon ik mijn nieuwe vertaler toevoegen op Facebook om contact met hem te hebben over de volgende trip. Ondertussen waren wij rond het middaguur in Santiago aangekomen na 8 uur in de bus gezeten te hebben, en was het tijd om te switchen van bus. Alle spullen de bus uit en op de trycicle die ons bracht naar de bus vertrekhal eventjes verderop. Van de 130 kilo rijst die we gekocht hadden was er nog zeker 50 over, en dan moesten alle andere tassen en natuurlijk wij ook nog de trycicle in. Mark moest aan de zijkant hangen en ik zat achterop de motor met een tas voor en achter en ik moest ook nog eens de rijst tegenhouden. Als de rit langer dan 5 minuten geduurd had, wist ik zeker dat de hele straat bezaaid lag met onze spullen. De trycicle viel al bijna uit elkaar en elke keer dat hij over een verhoging heenreed dan maakte hij bijna een wheelie. Gelukkig waren we heel aangekomen op de vertrekhal en konden we op naar Cabagan. Zo halverwege de busreis kwamen we er met zijn 3’en achter dat we de tripod in de bus hadden laten liggen. Die konden we natuurlijk niet zo 123 ophalen, maar Mark zou er werk van gaan maken zei hij. Eenmaal weer aangekomen bij de ISU stond Randy ons al op te wachten met de auto om onze spullen naar boven te brengen. We waren natuurlijk allemaal gesloopt van de lange reis en het was tijd om even wat te eten en het voor gezien te houden vandaag.
10-11: Rustig aan
Eindelijk had ik na ruim twee weken weer eens een goede nachtrust gehad, en dat deed mij goed. Wat mij niet goed deed, was dat mijn telefoon overleden was. In Dinapigue was hij namelijk door de constante regen uiteindelijk nat geworden, en daardoor was hij kapot. Het beeld was helemaal zwart met wat groene lijnen er tussendoor. Na 20 keer op de ontgrendelknop te drukken deed hij het af en toe, maar niet voor lang. Ik kon hem dan voor 5 minuten even gebruiken voordat het beeld weer zwart werd. Dat moest natuurlijk even gerepareerd worden. Ik was lange tijd weg geweest, dus ik moest sowieso naar het centrum toe om even boodschappen te doen. Eerst ging ik even langs de office om alle spullen terug te brengen. Zo kon ik mooi op de terugweg langs de klassen lopen en de studenten vragen waar ik mijn telefoon kon laten repareren. Uiteraard noemden ze allemaal een andere winkel op, waarschijnlijk van hun tante zodat die ook eens wat verdient. Ik moest het zelf maar uitzoeken. De trycicle driver van Max en mij bracht ons naar een winkeltje wat naast de markt zat. De man in de zaak keek verbaast naar mijn telefoon. ‘Kunnen die nieuwe telefoons überhaupt wel kapot? ‘, zag ik hem denken. Vanaf toen wist ik al dat deze meneer mij niet verder kon gaan helpen met mijn telefoon. Hij had niet het juiste gereedschap op hem open te maken en verwees mij om naar Tuguegarao te gaan. Daar was nog wel tijd voor, maar toch hadden we besloten om het maar niet te doen want je weet maar nooit hoe lang het duurt voordat zo een ding gerepareerd is. Ook al was november pas 10 dagen jong, al het personeel in de supermarkt was al aan het werk met kerstmutsen op, en ook in elk huis kon je de kerstsfeer al proeven. Vanaf november, zei Randy, is het al kerst in de Filipijnen, en dan beginnen de mensen al met alle kerstgekte. Ook bij hem thuis hangt volgens mij 365 dagen per jaar een ‘merry christmas’ bordje op de voordeur. Ik vertelde Randy over mijn telefoon, en hij zei; ‘geen zorgen ik neem jullie morgen mee naar Tuguegarao, want ik moet er toch zijn’. De rest van de avond hebben wij nog doorgebracht bij Randy thuis met een flesje gin erbij.
11-11: Tuguegarao met Randy
Zo ergens in de ochtenduren verzamelden we bij Randy’s huis om naar Tuguegarao te gaan om mijn telefoon daar even na te laten kijken. Mark ging mee, want die moest gordijnen voor zijn moeder brengen, en Max, Snooky en Athena (Randy’s vrouw en dochter) gingen mee voor de gezelligheid. We parkeerden bij de kathedraal in Tuguegarao, waar wij even snel een kijkje binnen hadden genomen. Zo heb ik ook een beetje cultuur gesnoven op gebied van oude kerken. In Tuguegarao moesten wij bij het oudste winkelcentrum van de stad, die nu alleen maar bestond uit telefoonwinkels en een Jollibee natuurlijk. Het was echt bizar, want het was een lange gang met 20 winkels die allemaal precies hetzelfde hadden. We kozen er een uit, en natuurlijk toen we de telefoon aanzette deed hij het weer. De man adviseerde wel om hem een aantal dagen uit te laten en in de rijst te leggen. Zo was het probleem in 5 minuten opgelost en konden we aan de volgende missie beginnen: het zoeken van een waterproof-bag. Ik wou die hebben zodat mij hetzelfde niet nog een keer gaat gebeuren. Winkel uit, winkel in, nergens hebben wij een waterproof bag kunnen vinden, tot de laatste winkel. Dat was uiteraard een winkel waar je als laatste verwacht daar een waterproof-bag te kunnen vinden, maar hij was er. De missie was geslaagd en nu moest iedereen weer bij elkaar zien te komen, want we waren allemaal een andere kant op gegaan. We gingen met zijn 5’en met paard en wagen, want dat is openbaar vervoer, naar een plekje toe waar we wat konden eten. Max en ik trakteerde, omdat zij zo lief waren geweest om ons met de auto naar Tuguegarao te brengen. Na het eten gingen we weer terug naar de parkeerplaats, waar we wel iets heel bijzonders zagen. Een vrouwtje was aan het poepen bij een boom, midden op de parkeerplaats die ook nog eens als parkeerplaats dient voor kerkgangers. Dat gezicht wilden we natuurlijk zo snel mogelijk vergeten. Aan het eind van de middag gingen Max en ik even rond de tafel zitten met zijn tweeën, want er moest namelijk een feest gepland worden. Dit zou een van de laatste dagen zijn dat wij elkaar nog zien hier, ook al gaat hij pas in begin december weg. Wij wouden deze dagen onvergetelijk maken door een groot feest te geven voor al onze vrienden hier bij ons huis. We hebben snel even een gastenlijst en een boodschappenlijst in elkaar geknutseld voor morgen, en alvast de eerste uitnodigingen verstuurd.
12-11: IH party
We moesten al vroeg naar het centrum toe om boodschappen te gaan doen voor het feest. We wilden zelf al het eten voorbereiden, en met onze kookkunsten moesten we daar wel een middagje voor uitrekken. Het eerste wat we deden was de videoke bestellen. Een echt feest in de Filipijnen geven zonder een videoke-machine kan echt niet. Dat was dus prioriteit nummer één. Hierna gingen we naar de markt en daarna naar de supermarkt, en voordat we het wisten waren we alweer bij ons eigen huis met een heleboel boodschappen. We hadden al een aantal gerechten in ons hoofd, waaronder pasta, gebakken vis, barbecue, loempia’s en turon (gefrituurd fruit in loempia wrap). We waren lekker bezig, en ook rond een uurtje of 4 werd de videoke machine keurig geleverd bij ons thuis. De eerste gasten kwamen al rond een uur of half 6, maar wij waren nog lang niet klaar met alles. Voordat we het wisten stond het hele huis vol met mensen, terwijl ik pas net het vuur aan had voor de barbecue. Gelukkig waren ze allemaal hartstikke behulpzaam, en zo kwam alles uiteindelijk toch nog af. Sommigen hadden zelfs eten meegenomen zoals adobo, en onze vriend Donald had gefrituurde keverlarven en pijlstaartrogadobo meegenomen, en zijn pistool. Iedereen was blij, lekker aan het zingen en aan het drinken. Hebben wij maar toch even mooi geregeld. Partyplanner kan dus ook op mijn CV vanaf nu. De hele avond was hartstikke gezellig en we hebben er een mooi feestje van gemaakt.
13-11: Darius
Iedereen weet wel dat de ochtend na een huisfeest in je eigen huis meestal niet de leukste ochtenden zijn. Zo was het bij ons ook raak. Het hele huis was een teringbende, want iedereen liep lekker met zijn slippers naar binnen. Normaalgesproken is dat geen probleem, maar de vloer van ons huis bestaat uit glimmende witte tegels. Ook als je naar de wasbak en de afwas keek, werd je daar spontaan depressief van. Overal etensresten die aangekoekt waren aan het een en ander en allemaal troep op de grond. Even een ochtendje doorbijten moesten we. Na twee uurtjes zat alle afwas erop en moesten we alle geleende spullen ook weer even netjes terugzetten bij het huis van Randy. Ik ging nog even mijn laatste spullen wassen en voorbereiden voor de field trip, want ik ging morgen alweer weg. Aan het eind van de middag had ik met mijn nieuwe vertalen afgesproken op de office. Darius, heette hij. In het verleden had hij al eens een paar keer studenten begeleid bij Mabuwaya, en ik was de volgende. Hij was volgens mij zo een 23/24 jaar oud en was nog student. Hij was alleen wel al bezig met zijn 3e tussenjaar omdat hij toch geen zin meer had om te studeren. Het was een hartstikke aardige jongen, en ik heb hem even kort uitgelegd wat we allemaal gingen doen en wat hij zo een beetje kon verwachten van de komende dagen. Even later ging hij weer weg, naar het huis van zijn familie in Cabagan. Hij woonde 4 uur weg van Cabagan, vandaar dat hij er vandaag al was. Darius was wel een beetje een gezette jongeman, dus hij zou het zwaar te verduren krijgen de komende paar dagen met mij. Ik moest vroeg slapen die dag, want om 6 uur ’s ochtends de volgende dag zou Arnold alweer met de auto voor staan.
14-11: Terug in Mansarong
Om 6 uur stond inderdaad Arnold alweer op de stoep en konden we op naar Baggao. Onderweg hebben we Darius opgepikt bij het huis van zijn oom en ook Mario ging mee met ons naar Baggao toe. De enige reden dat wij met Arnold mee konden rijden was omdat Mario en Arnold in Baggao uitnodigingen moesten afgeven voor een agta-dag, die Mabuwaya had georganiseerd. Voordat we de afslag namen naar Baggao, gingen we eerst even ontbijten met heerlijke pansit. Darius en ik tenminste. Arnold en Mario hadden op de vroege ochtend al een gerecht besteld wat bestond uit soep met daarin orgaanvlees van de carabao (buffel). De geur hiervan maakte je al helemaal misselijk, maar gelukkig kwam hun gerecht nadat onze al op was. We konden onze reis weer vervolgen, en eenmaal aangekomen in Baggao konden we de standaardprocedure volgen. Eerst langs de gemeente om de verklaringen te regelen, dan naar de politie toe, boodschappen op de markt en dan op naar Mansarong om te slapen daar. Ook dit keer kon de auto van Mabuwaya weer de rivier niet oversteken en moesten wij een alternatief bedenken om aan de overkant te komen. Later op de middag zouden er een paar trucks komen die een aantal mensen de dorpen daarin brachten. Daar moesten wij dus op wachten, maar dat gaf mij de gelegenheid om even met Darius te kletsen en elkaar beter te leren kennen. Daar was nu eindelijk tijd voor, want hij had de hele autorit lopen slapen op de achterbank. Zo een twee uur later kwam daar eindelijk een van de trucks aan die ons naar Mansarong ging brengen. Spullen erin, en we konden gaan. De truck was compleet open en er was ook helemaal geen plaats voor stoelen of iets dergelijks. We zaten op de ijzeren constructie aan de bovenkant van de truck, wat best leuk was. Goed vasthouden moesten we wel, want de weg was er erg op achteruit gegaan vergeleken met bijna 3 maanden geleden. We kwamen bij het huis aan waar we altijd slapen als we in Mansarong zijn. Het huis van de ouders van de vrouw van Randy en de vrouw van Mark. Alleen hun kleine zoontje was thuis en we moesten dus even wachten. Wel een leuke verassing lijkt mij dat voor die mensen, dat er ineens iemand onaangekondigd in je huis zit. Die mensen hun leven bestaat alleen uit hun boerderij, dus af en toe visite wordt wel gewaardeerd. De gastheer en gastvrouw kwamen thuis toen het al een beetje begon te schemeren, dus was het tijd om iets te gaan koken. We hadden in de truck al een paar agta’s aangesproken of zij onze spullen de volgende dag naar Camunayan wouden tillen. Volgens hun zou het goedkomen, dus daar maakten wij ons geen zorgen meer over. Na het eten nog een kleine drinking session en we konden gaan slapen. Morgen volgde de lange tocht naar Camunayan toe, wat zeker 6 uur lopen was op mijn tempo.
15-11: Op naar Camunayan
De volgende ochtend was er nog geen agta bij het huis te bekennen. Wij hebben gewacht en gewacht, maar er kwam helemaal niemand. Tot op een gegeven moment het zo laat werd dat wij wel moesten gaan lopen, anders kwamen we niet in Camunayan aan voor het donker. Ik wou toch graag wat exit counts gaan doen in de avond dus we moesten wel gaan lopen. Onze zakken met materiaal en eten hebben we achtergelaten in Mansarong en zo gingen wij zonder gids op naar Camunayan. We moesten vertrouwen op mijn geheugen, en mensen die wij toevallig onderweg tegen zouden komen. Het was overigens geen supermoeilijke weg, maar soms moest je toch kiezen tussen links en rechts, wat allebei hetzelfde leek. Vergeleken met eind augustus was de weg echt heel erg achteruitgegaan. We zitten nu natuurlijk in het regenseizoen, en dat was te merken. De plekken waar we de vorige keer gewoon gerend hebben op de terugweg, moest je nu oppassen dat je been niet verdronk in een modderpoel. Al gauw kwamen we aan bij kilometer 12 (Malisi), waar we een bakkie koffie gingen doen. Van Mansarong (kilometer 7) tot aan Malisi is eigelijk het zwaarste stuk omdat je daar tegen de berg oploopt. Vanaf Malisi is het eigenlijk alleen maar plat en ga je de berg af. Vanaf Malisi ging je door het bos naar beneden en kwam je beneden de berg aan bij kilometer 21, waar een rusthuisje staat. Normaalgesproken zouden we daar onze lunch doen, maar al ons eten zat nog in de zakken. We dachten bij onszelf dat de agta’s ons wel in zouden halen met de tassen, maar daar was geen sprake van. Op een lege maag gingen wij dus verder, de laatste twee uurtjes naar Camunayan toe. Tot aan Camunayan wist ik alles nog precies en zijn we geen een keer verdwaald geraakt. Alleen in het dorpje daar leken echt alle huizen op elkaar en heeft het zeker een half uur geduurd voordat we bij het juiste huis aankwamen. Deze was tot onze verbazing helemaal dicht. We stierven van de honger dus hadden maar ergens snel twee blikjes sardientjes gekocht. Ik had ingebroken bij het huis en even wat borden en bestek uit de keuken gepakt, en zo konden we eindelijk eten. Het duurde en duurde maar voordat er eindelijk iemand thuiskwam. De eerste die aankwam was JayPee (JP), de jongste zoon van het gezin. Hij herkende me nog van vorige keer, en er kwam meteen een brede glimlach op zijn gezicht. Hij deed het huis en alle ramen voor ons open en even later kwam ook Eddie boy thuis. Eddie boy hadden de ouders soort van geadopteerd van een ander gezin omdat zij niet meer voor hem konden zorgen. De eigenaren van het huis, die ook de purok-leaders (dorpsleiders) zijn, waren bij de gemeentevergaderingen in Santa Margarita. De kinderen wisten niet wanneer zij thuis zouden komen, dus we moesten wachten. Ondertussen waren onze spullen ook helemaal nergens te bekennen. We gingen maar exit counts doen. Helaas was het echt veel te donker en hebben wij bijna geen Flying Foxes zien vliegen die avond. Eenmaal weer terug in het huis waren onze spullen er nog steeds niet en hebben wij de hoop maar opgegeven. Eddie boy had een kippetje voor ons gekocht en hij ging voor ons koken. Eddie boy was ongeveer 16 jaar oud en JP 11. De rest van de avond hebben we maar een beetje met zijn tweetjes gepraat, want ik zat een beetje in de stress. Mijn planning liep nu al uit de hand omdat de spullen er niet waren en ik de volgende dag al naar de roost site wou gaan.
16-11: Dagje wachten
In de ochtend, voordat JP naar school ging, hadden we bezoek van een aantal agta’s bij het huis. Een van hen herkende ik al, dat was Artur, een van onze guides van de vorige trip. Hij herkende mij ook nog wel, maar was erg verlegen natuurlijk. We vroegen aan de agta’s of een van hun onze spullen op wilde halen vanuit Mansarong. Eentje wilde dat wel, Kawag, die er meteen op uit ging en had beloofd dezelfde middag nog terug te zijn. Ondertussen gingen Darius en ik maar een aantal interviews doen in Camunayan. Er waren echt nog maar een paar mensen over in het dorp, omdat zij allemaal naar Santa Margarita waren voor de maandelijkse vergadering. We hebben dus helaas maar twee interviews kunnen doen in totaal die dag en niet veel meer. Dat we terugkwamen van het tweede interview was het huis ineens open en was onze was ook van de waslijn verdwenen. De purok leader was eindelijk teruggekomen van Santa Margarita en had onze was binnen gehangen omdat het regende. Even later kwamen ook zijn vrouw en de rest van alle inwoners van Camunayan terug van hun trip naar Santa Margarita. Kawag was nog nergens te bekennen terwijl het al aan het eind van de middag was. We vroegen aan de purok leader en zijn vrouw Susan of ze hem misschien gezien hebben. Nee was helaas het antwoord op de vraag, Kawag was die dag nergens gezien. Gelukkig was een van onze zakken meegenomen door een van de agta’s. Bugay, ook een van onze eerdere guides, had deze mee. Dit was gelukkig de zak met eten, dus we konden in ieder geval overleven als we naar de roost site zouden gaan. In de avond hebben we nog een kleine drinking session gehad met de purok leader.
17-11: Nog een dag wachten
We hadden in de ochtend besloten om toch nog te wachten op Kawag en onze spullen. Al het materiaal, dus ook het zeil wat ons droog ging houden, zat allemaal in de zak. Het was dus best wel van belang dat deze meekwam naar de roost site. Na uren en uren gewacht te hebben weer, was er nog steeds geen teken van Kawag, en hebben wij dus een hele dag verpest met wachten. We besloten om morgen maar gewoon naar de roost site toe te gaan, want veel meer dagen konden we niet meer verspelen.
18-11: Roost site
Rond een uurtje of 9 in de ochtend waren onze guides al bij het huis van de purok leader waar wij sliepen. We hebben rijst gekregen en de rest van al het eten eerlijk verdeeld zodat iedereen evenveel droeg. Ten minste alle agta’s want ik kan niet met 30 kilo lopen, Darius en ik droegen gewoon alleen onze eigen spullen. Vorige keer hadden de agta’s een eigen vlot gemaakt om onze spullen droog bij het kamp te krijgen. Deze hadden we dit keer weer, alleen waren de agta’s van plan het kamp nu helemaal midden in het bos te maken in plaats van aan de rivier. Aan de ene kant was dat wel jammer maar aan de andere kant toch ook wel gunstig. Jammer omdat we dan niet weer die prachtige route nemen helemaal door de rivier, en gunstig omdat we midden in het bos zitten en dus dichter bij de Flying Fox. Na ongeveer een half uurtje lopen en de rivier een keer koppie onder overgestoken te hebben moest de lange broek aan van de agta’s. We gingen hier al het bos in, en daar wil je niet met je korte broek lopen door alle planten met doorns. We volgden een bospaadje en na ongeveer 2 á 3 uur lopen in het bos kwamen we al aan op onze kamplocatie. Ik keek op mijn GPS en we zaten echt helemaal midden in het bos. We hadden gelukkig de agta’s hun zeil mee kunnen nemen en voor ik het wist stond het kamp alweer. Heel basic natuurlijk weer. Eén groot zeil, twee hangmatten, en drie stretchbedjes voor de agta’s. Na geluncht te hebben in het bos konden we op zoek naar de Flying Fox. Als eerst gingen we naar de uitkijktoren toe, die nu op 5 minuten afstand was vergeleken met 1 uur van het vorige kamp. Vanuit de uitkijktoren konden we de Flying Fox helaas niet zien, dus het was weer zoals van oud een speld in een hooiberg zoeken. We volgden precies dezelfde route die we vorige keer ook gelopen hadden. Op een gegeven moment dachten de agta’s dat we dichtbij waren. Het was nog een uurtje lopen zeiden ze, maar het was al drie uur ’s middags. Het laatste wat je natuurlijk wil is in het donker midden in dat bos zitten, dus maakten we de keuze om maar terug te gaan naar het kamp. Na het eten was iedereen moe en bovendien was er ook helemaal niets anders te doen in het donker behalve slapen. Morgen beloofde weer een erg lange dag te worden.
19-11: Flying Fox
Al voordat het licht werd begonnen de agta’s alweer een vuurtje te maken en rijst te koken voor ons ontbijt en de lunch. Na weer een heerlijk rijst en blikvoer ontbijtje konden we weer verder de jungle in. We liepen dezelfde route als de dag ervoor. Na zo een 4 uur door de jungle gebanjerd te hebben was er nog geen teken van leven van de Flying Fox. Door Darius en mij liepen de agta’s natuurlijk drie keer zo sloom, en zeiden ze wacht maar even. Een van de guides klom in een boom om even te kijken of hij ze al kon zien, maar nee. Ze zeiden dat wij achter moesten blijven en dan gingen zij ze wel even gingen zoeken. Darius en ik bleven achter met Erwin op een plekje in de middle of nowhere. Na zo een half uurtje wachten klonken er ineens zware voetstappen achter ons. ‘Wat krijgen we nou?’, dacht ik. Hier in de Filipijnen leven bijna geen grote zoogdieren, dus zo een luid geluid kon alleen van een mens komen. Van tevoren waren we al gewaarschuwd dat er soms NPA (een rebellengroep) in dit gebied zou zitten, dus ik kneep hem een beetje. Voorheen waren er al ervaringen dat studenten NPA tegengekomen waren tijdens fieldwork en dat ze al hun materialen af moesten staan. Gelukkig was dit niet het geval, het was Kawag maar. De agta die twee dagen geleden al onze spullen al had moeten brengen naar Camunayan. Ik was echt verbaasd hoe hij ons hier in godsnaam gevonden heeft. We waren al zeker 4 á 5 uur onderweg, en er was niet bepaald een pad wat wij gevolgd hebben. We moesten weer telkens over het vlijmscherpe kalksteen lopen, klimmen, afdalen, springen, etc. Ik vond het echt uitzonderlijk knap dat hij de weg naar ons toe gevonden heeft, maar dit is deze mensen hun thuis. Hoe knap het ook was, hij had ook twee dagen eerder ons op mogen zoeken zodat we geen tijd verspild hadden. Een paar minuten later hoorden we allemaal gegil komen vanuit het bos. Dit was een teken dat onze twee andere guides de Flying Fox gevonden hadden. De agta die nog bij ons waren, gaven ook een paar kreten, en dat was het teken dat wij eraan kwamen. Na weer een half uurtje kloten kwamen wij elkaar weer tegen. Zij waren al aan het schuilen onder een stuk kalksteen wat uitstak, want het regende natuurlijk weer pijpenstelen de hele dag. De FF waren volgens hen niet verder dan 200 meter, dus we waren heel dichtbij, ook al doe je er hier een half uur over om 100 meter te lopen. We gingen weer verder naar beneden en zelfs ik kon de FF ruiken, zo dichtbij waren we. Helaas zagen we er geen eentje, volgens de agta waren ze de hele dag al voor ons aan het wegvliegen. Omdat de afgelopen dagen iedereen bij de gemeentevergadering was, war er geen toezicht in Camunayan. Dit maakte dat de mensen die nog over waren, massaal het bos in waren gegaan om op FF te jagen. Daardoor waren de FF nog heel gevoelig voor de geur van mensen, en wisten ze niet hoe snel ze weg moesten wezen als ze je roken. De tijd begon langzaam te dringen. We waren nog niets opgeschoten, behalve dat onze neuzen gevuld waren met de heerlijke aroma van de uitwerpselen van de duizenden FF tegelijk. Als we ze niet snel zouden vinden betekende dit dat we weer om moesten keren omdat we anders niet op tijd weer terug bij het kamp kwamen. We waren al zo ver midden in het oerwoud, dat zelfs de agta’s geen idee meer hadden waar we nou precies waren. Ze hebben wel kleine paden door het bos lopen die ze af en toe gebruiken, maar daar waren we compleet van afgestruind. Ook een van onze guides was kwijt, hij ging wel even verderop in een boom klimmen om te kijken zei hij. Even later was hij nergens meer te bekennen, en duurde het weer een half uur voordat we hem gevonden hadden. Ik wou niet opgeven omdat we al zo dichtbij waren, en we gingen maar verder en verder de jungle in. Uit het niets moesten we heel stil zijn van de agta’s want we waren nu wel heel dichtbij zeiden ze. Eerst moesten we 6 meter naar beneden klimmen om vervolgens op een klein platform te komen, met twee mooie afgronden ernaast. Uiteraard was de enige houvast daar een tak van nog geen 5 centimeter breed, en kon je alleen je tenen plaatsen op de stenen, zo krap was het. Met zweet op mijn voorhoofd kwamen we beneden aan en ja hoor... daar waren we! Eindelijk zag ik na ruim twee maanden tijd weer FF van dichtbij. Iedereen stierf van de honger, dus we gingen eerst snel even lunchen voordat we gingen proberen een transect te lopen. Voor degene die het vergeten zijn, in de roost sites loop ik transects om gegevens te verzamelen over de boomsoorten. Zo weten we welke bomen belangrijk zijn voor de FF om in te slapen, en ook uit welke soorten het habitat van de roost site bestaat. Ze vlogen overal al in het rond, waarschijnlijk omdat ze ons alweer geroken hadden. Door de vele regen heb ik helaas geen foto’s kunnen maken, en was het ook een uitdaging om op papier te gaan schrijven. We liepen voorzichtig richting de FF, maar zodra we binnen een straal van 20 meter kwamen waren ze allemaal opgevlogen. Jammer dan, maar er moet wel gewerkt worden. We hebben niet voor niets zo lang gelopen door het bos om hier te komen. Voor de transects is het de bedoeling dat ik 100 meter in een rechte lijn loop, en elke boomsoort opschrijf die binnen een meter links of rechts van mij was. Een rechte lijn lopen in dit habitat was echt absoluut onmogelijk. De lijmstenen bepaalde hoe je ging lopen. Hier moest je weer door een spleet heen, onderdoor, klimmen, afdalen, balanceren zodat je niet naar beneden viel, etc. De transects gingen hem dus niet meer worden daar. Het enige wat nog over was om daar te doen was om een paar potentiele roosting trees op te schrijven, en dat was het. Zogezegd, zo gedaan. In totaal hebben we zo een 15 bomen gemeten en kunnen identificeren, en toen begon de tijd wel heel erg te dringen. We waren echt op een plek beland waar als je 1 misstap zette, je een heel groot probleem had. Volgens de agta werd het verderop alleen nog maar erger en erger, dus zijn we maar weer teruggegaan. Waar het ons alle moeite kost om überhaupt een paar meters te winnen in dit bos, is het natuurlijk superhandig voor de FF. Zij kunnen makkelijk heen waar ze willen, zonder dat het hun enige moeite kost. We waren compleet de weg kwijt, dus we liepen maar terug in ongeveer dezelfde richting waar we vandaan kwamen. Na ongeveer een uurtje lopen begon ik gelukkig dingen te herkennen waar we al eerder langsgekomen waren, zoals bijzondere obstakels en speciale bomen. Uit het niets hoorde ik een keihard gezoem van rechts komen. Ik keek naar rechts, en op 10 meter afstand hing een mega bijennest in een boom. De bijen hier zijn een stukje onvriendelijker en ook 3 keer zo groot als in Nederland. Ik wees ernaar en de agta’s begonnen spontaan met rennen. Wegwezen dus, want het laatste wat je wilt is gestoken worden door zo een bij. Ze zijn zo groot als je duim, en al eerder was iemand in Divilacan gestoken door een bij en die was daar goed ziek van. Met nog een uitdaging overleefd waren we eindelijk weer op ons eerdere zelfgemaakte pad terecht gekomen. We konden gelukkig een beetje doorlopen nu, en proberen op tijd bij het kamp te komen voordat het donker werd. Tijdens schemering kwamen we weer terug bij het kamp en gingen we proberen exit counts te doen vanuit het bos. Er waren een paar gaten in het bladerdek waar je doorheen kon kijken, en daar moesten we het mee doen. Uiteindelijk hadden we er maar 300 geteld. Natuurlijk is dat helemaal geen goede indicatie is van wat er werkelijk zit, maar het is toch beter dan niets. We hadden na het eten maar besloten om morgen maar een transect ergens in de buurt van het kamp te doen. Weer een hele dag lopen om vervolgens op een plek te komen waar je bijna geen stap kon zetten vonden zelfs de agta’s te veel van het goede. Door de hevige regen van vandaag waren de bomen waar onze hangmat aan vast zat erg nat geworden. ‘Lekker boeien’ zou je denken, maar nee, wel boeien. Al het water wat naar beneden stroomde van de boom was in de touwen gaan zitten waar onze hangmatten aan vast zaten. Uiteindelijk is via de touwen het water ook naar onze hangmat gegaan en daardoor mochten wij weer een heerlijk nachtje doorbrengen in een natte hangmat. Gelukkig was Kawag vandaag gekomen met de zak met materialen, want daarin zat ons redmiddel... plastic zakken. Mijn hangmat was gelukkig alleen bij het voeteind nat, maar die van Darius was echt compleet doorweekt. Zo hebben we die nacht allemaal in een plastic zak geslapen om nog enigszins droog te blijven.
20-11: Terug naar Camunayan
Na een nacht in plastic geslapen te hebben was het tijd voor alweer onze laatste dag in het bos. We hadden vandaag alle tijd om een transect te lopen en vervolgens weer terug te gaan naar Camunayan om daar weer te slapen. Bugay, de agta, ging even het bos in om ons ontbijt te verzamelen. Even later kwam hij terug met een stuk van een Caryota (soort palmboom) in zijn hand. Het stuk wat hij afgekapt had was het hart van de boom, de verdikking die bovenin de boom te zien is. Eerst gingen ze het helemaal ontleden, koken en vervolgens ging het bij ons blikvoer in de kookpan. Het was erg smaakvol, en zeker beter dan de ingeblikte tonijn en sardientjes van de afgelopen dagen. Rustig aan gingen we naar een oudere roost site toe van de FF die ze een half jaar geleden nog gebruikte. Deze was gelukkig maar op 10 minuten afstand van het kamp, dus we konden snel te werk gaan. Ze zeiden dat het hier een stuk makkelijker lopen was vergeleken met de plek van gisteren. Ook al was het nog steeds niet gemakkelijk, het was aanzienlijk beter dan de dag ervoor. Hier kon je ten minste wel een soort van rechte lijn lopen. Toch duurde het zeker 2,5 uur voordat we het transect gedaan hadden, omdat we noord, oost en west gingen. Weer terug bij het kamp gingen we lunchen en opruimen om weer terug naar Camunayan te gaan. Nu moesten we gelukkig weer bergafwaarts, en voor dat ik het wist stonden we na een uur alweer bij de rivier. Deze zag er nu wel een tikkeltje anders uit vergeleken eergister. De plek waar we toen nog omgekleed hadden voordat we het bos ingingen was nu tot kniehoogte. De rivier was te hoog en de stroming te sterk om op die manier terug te komen. De agta’s hadden een ander idee, weer terug de bergen in. Net nadat je dacht het ergste gehad te hebben de afgelopen twee dagen, kon het weer overtroffen worden. Al gauw veranderde het habitat van een rivieroever in steile kalksteenhellingen. Het eerste stuk moesten we steil omhoogklimmen met al onze spullen over de scherpe stenen met minimale houvast. Mij ging dit gelukkig nog aardig af, maar Darius was al snel verloren. Zelfs de agta’s waren niet zo snel zoals zij normaalgesproken zijn, maar dat is logisch. Niemand kan steil omhoogklimmen met een hand aan de berg en met de andere hand een zak van 30 kilo tegenhouden die op je hoofd zit. Ik had gelukkig makkelijk praten met slechts mijn twee rugzakken om. Toen we boven waren gingen we een stukje plat en toen was het tijd om af te dalen. Het eerste mooie obstakel was een spleet van nog geen 30 centimeter breed. Met de tas boven het hoofd en adem ingehouden kwamen wij er net met zijn 3’en tussendoor. Waar Darius was had ik geen idee van, ik wist wel dat hij zeker niet door deze spleet heen zou passen. Daarna mochten wij een paar keer naar beneden klimmen, hopend dat de stenen waar je je aan vasthield niet af zouden breken. De hoogste was zeker 15 meter zonder te zien waar je heen ging. De hele tijd heb ik aan Darius gedacht en gehoopt dat hij het zou overleven. Gisteren zag ik al hoe zwaar hij het had in de roost site, en dit was vergelijkbaar. We waren inmiddels alweer zo ver naar beneden dat we de rivier weer konden zien. Nog eventjes over een glad dun stukje met een val in de rivier aan de linkerkant, en we waren beneden. Camunayan was al bijna in zicht, we hoefden alleen nog maar twee keer de rivier door en we waren er. Op de rivierbank hebben wij gewacht op Darius en de andere twee agta’s, die het na 20 minuten ook eindelijk gehaald hadden. Eenmaal weer terug bij het huisje was het tijd om weer te vieren dat we het weer allemaal overleefd hadden met een flesje gin en zelfgemaakte sweet potato-chips. Susan, de moeder des huize had Kawag even goed te grazen genomen omdat hij te laat was gekomen met onze spullen. Wat bleek was dat hij naar Mansarong gelopen was en daar vervolgens twee dagen alleen maar heeft lopen drinken, in plaats van onze spullen te brengen. Daarvoor had Susan geregeld dat hij de volgende dag zonder vergoeding met ons mee zou gaan tot de pier met onze spullen.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}